Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

Naar hoofdinhoud

Jan van der Zee

Leeuwarden 1898 - Groningen 1988

Jan van der Zee, Landschap met afgemeerde boten, Groninger Museum, langdurig bruikleen collectie Stichting De Ploeg
Jan van der Zee, Landschap met afgemeerde boten, Groninger Museum, langdurig bruikleen collectie Stichting De Ploeg

Van der Zee en De Ploeg

Jan van der Zee tekende van kind af aan. Zijn tekenleraar aan de HBS in Leeuwarden bracht hem in contact met Jan Mankes, bij wie hij enige tijd tekenlessen volgde. Vanaf 1921 volgde hij een opleiding aan de Academie Minerva in Groningen. Op aanraden van docent Bach zocht Van der Zee in 1922 contact met De Ploeg. Rond de jaarwisseling 1922/1923 werd hij lid en in 1923 nam hij voor het eerst deel aan de jaarlijkse Ploegtentoonstelling. Zijn werk werd in 1925 opgenomen in Het Kouter, The Next Call en in het Belgische tijdschrift De Driehoek. Van 1928 tot 1941 was hij penningmeester van de kunstkring. Hij was ook bijna permanent lid van de tentoonstellingscommissie. Het was zijn initiatief om in 1933 internationale kunstenaars voor de jubileumexpositie uit te nodig.

Jan van der Zee, Haventje, Groninger Museum, langdurig bruikleen collectie Stichting De Ploeg Kopie
Jan van der Zee, Haventje, Groninger Museum, langdurig bruikleen collectie Stichting De Ploeg Kopie

Abstractie

Zijn eerste geëxposeerde schilderijen waren modern-impressionistisch met heldere kleuren. In 1924 exposeerde hij voor het eerst enkele geometrisch-abstracte schilderijen. Zijn hang naar het abstracte werd versterkt door contacten met Wobbe Alkema en Van der Leck en door zijn bezoek aan een Stijlexpositie met werk van Huszar, Van Doesburg en Van der Leck. In 1926 verliet hij de abstrahering en pakte deze pas na de oorlog weer op. In 1933 en 1934 had hij zijn eerste solo-tentoonstellingen.

Expressionistisch realist

Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Van der Zee zich in verschillende richtingen. Aan het einde van de jaren veertig verschenen weer abstracte composities met fel kleurgebruik. Kleurvlakken werden gescheiden door zware, zwarte contouren. Ook maakte hij in deze jaren houtsneden. Jos de Gruyter noemde hem een ‘expressionistisch realist’. In 1950 bedankte hij voor De Ploeg en richtte onder andere met Alkema, Jordens, en Kleima “Het Narrenschip” op. Zijn werk werd bekroond met prijzen en werd na 1945 in binnen- en buitenland tentoongesteld. Hij was een van de weinige oud-Ploegers die na de oorlog is doorgegaan en die, volgens van Os,’ de openheid om te evolueren, zijn leven lang heeft behouden’.

Literatuur

Tekst: Toos Boersema.

Cees Hofsteenge, De Ploeg De hoogtijdagen, Groningen: Benjamin & Partners 1993. Adriaan Venema, De Ploeg 1918-1930, Baarn: Het Wereldvenster 1978. Han Steenbruggen (ed.), Jan van der Zee - geschilderd, gesneden, ontworpen, catalogus bij de tentoonstelling 20 juni - 5 september 1999. Groningen: Groninger Museum 1999.