Hendrik de Vries
Groningen 1896 – Haren (Gr.) 1989
Hendrik de Vries wordt beschouwd als een dichter die ook tekende en schilderde, maar als hij in zijn jeugd zijn zin had gekregen was het andersom geweest. Hij had een schilder willen zijn die ook gedichten schreef.
Hij was de middelste van de drie zoons van Wobbe de Vries, taalgeleerde en leraar Nederlands aan het Stedelijk Gymnasium te Groningen, en Frouwktje Opten. De familie stamde van het Groningse boerenland.
Tekenen en dichten
Na de lagere school bleek Hendrik niet in staat het onderwijs op de hbs te volgen, omdat hij geen aanleg voor leervakken en wiskunde had. Hij werd een autodidact die zichzelf talen aanleerde en zich verder bekwaamde in tekenen en dichten. Beide beoefende hij al sinds zijn kinderjaren. Hoewel zijn vader hem in 1916 toestemming gaf zich aan het kunstenaarschap te wijden, verzette zijn moeder zich tegen deze beroepskeuze. Omdat zij leed aan een ernstige vorm van manische depressiviteit waarvoor zij herhaaldelijk is verpleegd, schikte hij zich en aanvaardde hij een ondergeschikte betrekking op het Groninger gemeentearchief.
Vriendschappen met Wobbe Alkema, Johann Faber en Jan van der Zee stimuleerden zijn artistieke ontwikkeling. Zijn eerste dichtbundel verscheen in 1920 onder de titel De nacht. Generatiegenoot van Marsman en Slauerhoff werd hij in de jaren twintig en dertig een van de vooraanstaande Nederlandse dichters. Maar hij weigerde als literator lid van De Ploeg te worden omdat hij als beeldend kunstenaar erkend wilde worden.
Het vroege werk van de schilder Hendrik de Vries heeft een expressionistische kant met afbeeldingen van boerderijen en landschappen in een donkerder coloriet dan bij de meeste Ploeg-schilders. Daarnaast tekende hij fantastische voorstellingen van toekomststeden. Zijn kennismaking met het werk van Alfred Kubin en vooral dat van Francisco de Goya stimuleerde hem door te gaan met de fantasmagorische verbeeldingen en demonische droomfantasieën die al in zijn jonge jaren zijn tekeningen beheersten. Veel daarvan is later ook verwerkt in zijn poëzie, met name in de bundel Tovertuin (1946).
Spanje
Weinig is voor zijn artistieke en literaire werk zo belangrijk geweest als de kennismaking met Spanje, dat hem vanaf zijn kinderjaren fascineerde. Hij leerde zichzelf Spaans en maakte van 1924 tot 1936 twaalf reizen door het land. Schetsen en foto’s werden na de reis de bron voor uitbeeldingen van Spaanse kinderen, danseressen, landschappen en taferelen uit het stierengevecht. Dat laatste was voor hem een symbool voor de wisselwerking tussen heftige passie en strakke beheersing, zoals hij die ook in de Spaanse dans onderkende. Hij heeft Spanje na 1936 niet meer bezocht, maar in zijn naoorlogse werk bleven de herinneringen aan land en bewoners zijn teken- en schilderwerk beheersen. In het album Diseño jondo uit 1966 zijn pen- en penseeltekeningen van koppen verzameld die een mengsel vertonen van schoonheid en demonie. Hoewel hij bij wijze van uitzondering enkele geslaagde portretten heeft geschilderd, was Hendrik de Vries vooral een kunstenaar van de innerlijke verbeelding waarin zich fantasie mengde met herinnerd realisme. Hij werkte nooit direct naar de natuur.
Na de dood van zijn ouders is Hendrik de Vries in 1946 getrouwd met de vier jaar jongere Riek van der Zee, met wie hij in Haren is gaan wonen in het huis ’t Woeste Hoekje aan de Onnerweg. Hij nam in 1947 ontslag bij het gemeentearchief om van de pen gaan leven. Hij werd zeer actief als kunst- en poëziecriticus in plaatselijke en landelijke bladen. Daarnaast trachtte hij zijn beeldende werk te verkopen.
Hendrik de Vries was een eenling die voor het gezelligheidsleven van De Ploeg weinig interesse had. Wel deed hij regelmatig mee aan tentoonstellingen. In 1972 zegde hij zijn lidmaatschap op omdat hij zich vervreemd voelde van de vereniging.
Literatuur
Tekst: Jan van der Vegt.
Hendrik de Vries, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1992. Hendrik de Vries, ’t Geheimste is geheim gebleven, De Ploeg-reeks nr. 3, catalogus Groninger Museum 1996. Jan van der Vegt, Hendrik de Vries. Biografie, Amsterdam 2006 Jan van der Vegt, ‘Verbeelde gevechten. Hendrik de Vries als schilder van het stierengevecht’, Ploeg Jaarboek 2007, Groningen 2008.